Portret Nicole Schalken – Zorgprofessional met ervaringsdeskundigheid Dimence

Blog-Peopleoftwomorrow-NicoleSchalken

Voor mezelf hoef ik niet meer zo nodig op de voorgrond te staan. Ik ben al vijftien jaar ervaringsdeskundige en vaak naar voren geschoven. Ook toen het idee van ervaringsdeskundigen nog niet eens bestond, vertelde ik mijn verhaal al. Een soort missiedrang: ik vond dat erover gepraat moest kunnen worden, omdat het nu eenmaal onderdeel van het leven is. Psychiatrische aandoeningen vinden mensen eng en spannend. Het wordt snel gemystificeerd. Juist door erover te praten, kun je misvattingen rechtzetten. 

Nu zet ik mijn ervaringsdeskundigheid vooral in de begeleiding in. Ik kan vrij snel door processen heen prikken. Niet vanuit de theorie, maar op gevoelsniveau omdat ik het zelf ervaren heb. Op de puinhopen van mijn eigen achtergrond, kan ik nu iets betekenisvols doen. Dat is mooi. 

Ik ben een ongewenst nakomertje. Elf pond schoon aan de haak, dus ik was er ook écht. Het huwelijk van mijn ouders was een soort loopgravenoorlog, mijn komst maakte dat nog ingewikkelder. Mijn ouders konden niet voor mij zorgen, mijn oudste volle zus deed dat: op babyfoto’s sta ik overal met haar. Zij verschoont mijn luiers, ik zit bij haar op schoot en we eten samen een ijsje. Toen ze verkering kreeg en samen ging wonen, zou ik bij haar intrekken. Zij was 18, ik was 6. Maar vlak voor de verhuizing kreeg mijn zus een ongeluk en dat heeft ze niet overleefd. Daarna werd het dramatisch: geweld, politie, jeugdzorg, weglopen van huis, een pleeggezin, thuisloosheid, softdrugsgebruik, alcohol, opnames, separatie… Als aangeschoten wild kwam ik onvermijdelijk in aanraking met mensen die daar misbruik van maakten. 

Op een gegeven moment dacht ik zelf ook: dit is mijn toekomst, ik ben chronisch psychiatrisch patiënt. Punt. 

Op mijn 18e in een crisiscentrum zei een psycholoog tegen mij: ‘er zit meer in jou dan eruit komt’. Soms heb je mensen nodig die dat zien, zelf zag ik dat niet meer. Ik was het kleine paardenmeisje en de geur van de stal allang vergeten. Ik had een lange lijst diagnoses en dacht dat ik de rest van mijn leven in een inrichting zou doorbrengen. Die psycholoog heeft geprobeerd gesprekken met mijn gezin te voeren en zei daarna: ‘jij bent naar voren geschoven als het probleem, als het krakende wiel, maar jouw hele gezin is ziek.’ Dat was voor mij het begin, waardoor ik anders kon gaan kijken naar mijn situatie. 

Ik kwam in de jeugdpsychiatrie, een langdurige behandeling. Het voelde als de dood of de gladiolen. Het was verschrikkelijk in het begin, maar het heeft uiteindelijk mijn doorstart betekend. Er werd op me gewacht voor het avondeten en mensen maakten zich zorgen als ik door de duinen moest fietsen om de stad in te gaan. Ik voelde dat ik ertoe deed. Ik werd gezien.   

Vanaf daar heb ik het heft in eigen hand genomen. In een overmoedige bui ben ik naar het MBO een dorp verderop gefietst en ik kon direct starten. Die zelfbeschikking had ik niet eerder ervaren in mijn leven en heeft me goed gedaan. Daarna HBO, toen werd het rustiger, ik paste er tussen en viel minder op. Als je zo lang afgesneden bent geweest van het gewone leven, moet je alles opnieuw opbouwen: je zelfvertrouwen, je sociale relaties, school, werk etc.. Daarom vind ik het zelfregiecentrum in Deventer ook zo belangrijk, het is een vrijplaats om te oefenen met vaardigheden buiten de GGZ. Ik had dat voor mezelf ook gewild destijds, maar dat was er niet. Ik mocht meehelpen in de keuken maar nooit bedenken wat we gingen eten.  

Door die betutteling blijf je in de rol van psychiatrisch patiënt. Ik heb talloze therapieën gehad, maar ik moest er vooral ook weer uitstappen. Van hulp vragen naar een ander iets bieden, dat geeft betekenis en diepte aan je leven. Voor mij is dat herstel. 

Wat ik iedereen gun is: radicale zelfacceptatie. We moeten het idee loslaten dat er perfecte mensen bestaan met perfecte zorgeloze levens. Iedereen ploetert maar wat aan en dat heb je gewoon te accepteren. Ik ben de laatste die zegt dat dat eenvoudig is. Ik moet mezelf elke dag opnieuw voorhouden: ‘Ik ben zo en dat is oké.’ Als ik iets niet goed doe dan hoor ik het wel, maar ik ga daar niet meer op anticiperen. Ik ga me niet meer afvragen of iemand iets wel vindt kunnen, dan sla ik dicht, het doodt mijn creativiteit. Ik houd rekening met anderen, maar niet langer ten koste van mezelf. Dat wil ik niet meer. Alleen dan kun je dingen ook laten lukken. Dat is het.