Portret Annemie Gosen – Arbeidsdeskundige UWV 

Blog-PeopleofTwomorrow-AnnemieGosen

De scheidslijn is dun, ik kan net zo goed aan die andere kant belanden. Er hoeft mij maar iets te gebeuren, privé of iets uit mijn verleden wat naar boven komt. Niemand kiest voor psychische klachten, het overkomt je en het maakt je kwetsbaar.  

Voor mij persoonlijk zou het ook heel erg zijn om aan de andere kant van die streep terecht te komen. Zeker als ik daardoor mijn werk zou verliezen. Ik zeg wel eens: ik heb geen hobby’s, want ik heb mijn werk. Als kind wist ik al dat ik bij het arbeidsbureau wilde werken. De levensverhalen van mensen raken me. Soms kunnen mensen het even niet zelf, dan hoef je ze vaak maar een klein duwtje of wat aandacht te geven om weer in hun kracht te komen. Dit werk doet me gewoon wat, na bijna 25 jaar is dat nog steeds zo. 

Ik ben opgegroeid in IJsselmuiden, als oudste in een gezin van vijf. Van jongs af aan dacht ik al dat werk heel erg belangrijk is voor mensen. Dat kwam denk ik ook doordat mijn moeder arbeidsongeschikt raakte, dat heeft best wel impact gehad in ons gezin. Mijn moeder had geen inkomen meer, er was wel een uitkering, maar het gaf onzekerheid: hoe doen we dat? Voor mensen zonder werk spelen financiën een belangrijke rol. Het brengt angst met zich mee. Mensen zijn bang dat de uitkering stopt, dat hun klachten niet serieus worden genomen, dat ze opeens weer aan het werk moeten. UWV beslist over mensen. Op het moment dat je onzeker en wiebelig bent en er wordt een beslissing over jou genomen, kan dat erg eng zijn. Ik ben me altijd bewust van hoe kwetsbaar iemand tegenover me zit.  

Bijzondere doelgroepen hebben me altijd aangetrokken. Van ieder mens steek ik wat op: veerkracht, doorzettingsvermogen. Dat iemand het – ondanks alle afwijzing of onzekerheden – toch probeert, vind ik knap. Sommige mensen hebben zoveel tegenslag gehad, zoveel ellende en pijn en dan zetten ze toch dat stapje vooruit.  

Ik begeleid een vrouw. Volgens UWV heeft zij geen arbeidsvermogen, nu en in de toekomst niet. Zo iemand gaat in de la, er wordt niet meer ingezet op re-integratie. Zelf wilde ze toch graag aan het werk en ze heeft een baan gevonden. Inmiddels werkt ze daar alweer een jaar, met vallen en opstaan, maar het gaat. Dat vind ik inspirerend: Hoe diep je ook zit, er is altijd perspectief.  

Juist werk zorgt naast behandeling voor herstel. Mensen zeggen zelf ook: ‘Ik neem weer deel aan de maatschappij, ik ben weer collega, ik had een stomme vergadering vandaag of ik heb gelachen om Henk die weer gek deed bij het koffiezetapparaat’. Misschien wel: ‘Iemand was blij met mij.’ 

Werkgevers staan er echt wel voor open, maar zijn vaak onbekend met psychische klachten. ‘Kan hij met kritiek omgaan of wordt hij dan agressief? Hoe vaak is ze ziek? Kunnen we wel gewoon tegen hem praten?’ Dat ze deze vragen hardop stellen, is al een stap voorwaarts. Als iemand geen armen heeft, is vrij duidelijk wat iemand wel of niet kan. Op het moment dat het om gedragsaspecten gaat of prikkelverwerking, vinden werkgevers het ingewikkeld. En werkzoekenden hebben vaak ook stigma’s over zichzelf, waardoor ze hun kwetsbaarheden verborgen willen houden. Het is een moeilijk spanningsveld: erover praten is belangrijk voor de beeldvorming, maar mensen zijn ook bang erop afgewezen te worden. Het is zoeken naar de juiste balans.  

Iedereen heeft vooroordelen, ik ook. IPS (Individuele Plaatsing en Steun) vond ik in het begin best spannend. Dan las ik iemands dossier en dacht ik: oe, dat zijn wel ernstige klachten, zou je daar nu wel direct een werkplek voor zoeken. Maar papier is grillig, mensen hebben soms zware labels. En dat is het mooie van met mensen in gesprek gaan en ze aankijken. Je ziet zoveel meer als je naar de mens erachter kijkt, naar wat iemand beweegt. Soms spreek ik iemand en denk ik: dat valt hartstikke mee, daar zit veel meer in dan ik van tevoren had gedacht. Als ik een advies moet geven, is het dat: met aandacht en compassie naar mensen kijken. Daarmee bereik je zoveel meer.